De wonderen van de Wagenwerkplaats gevangen in een boek
AMERSFOORT Amersfoort is stormachtig gegroeid dankzij het spoor. Aanleiding voor het eerste standaardwerk over Amersfoort, het spoor en: de Wagenwerkplaats. De plek waarvoor een speciaal stadsdeel werd aangelegd. En die nu zelf een woon- en werkwijk gaat worden.
In 1850 telde Amersfoort ruim 10.000 inwoners. Nu zijn het er afgerond 160.000. Voor deze stormachtige groei zijn talrijke oorzaken te vinden. Maar wie maar diep genoeg graaft, merkt dat het spoor aan het begin van alle ontwikkelingen stond. De bereikbaarheid via het spoor veroorzaakte een sneeuwbaleffect waardoor Amersfoort kon groeien van een onbetekenend stadje naar een forse gemeente. Van een dorp naar de – qua inwonerstal – veertiende stad van het land.
Dit blijkt uit het boek ‘De Wagenwerkplaats / Het Spoor, De Strijd, De Toekomst’. Een kloek boekwerk waar een toegewijd team járen aan heeft gewerkt.
Amersfoort werd in 1863 aangesloten op het spoor en ruim tien jaar later voorzien van een tweede spoorroute. De gevolgen bleven niet uit. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd Amersfoort geleidelijk een garnizoensstad. Het leger streek hier neer, mede dankzij de centrale ligging en de goede bereikbaarheid van de gemeente. Bovendien was er nog ruimte zat buiten de oude binnenstad, voor al die soldaten en al die paarden. Het ministerie van Defensie werd een van Amersfoorts grootste werkgevers.
SPOORWIJK Een andere grote werkgever werd het spoor, en niet alleen omdat de stationnetjes bemenst moesten worden. Er was ook behoefte aan personeel om de wagons te onderhouden. Voor deze werkzaamheden werd om te beginnen een geschikte lap grond gezocht.
Aan de achterzijde van het Amersfoortse spoorknooppunt bevond zich een ruim terrein met wat akkertjes. Op de karige grond werden rogge en aardappels geteeld. De percelen konden zonder veel omhaal worden onteigend. Er kwam een ‘wagenwerkplaats’: een industrieterrein van de spoorwegmaatschappijen. Zoiets bevond zich aanvankelijk bij Haarlem. Maar nu het spoornetwerk zich als een inktvlek over het land uitbreidde, kwam wederom de centrale ligging van Amersfoort van pas.
In 1904 werd het personeel vanuit Haarlem overgebracht naar Amersfoort. Dat personeel moest natuurlijk ergens wonen. Daarom werd het Soesterkwartier aangelegd, begin vorige eeuw. Aanvankelijk heette dit deel van de stad ‘Spoorwijk’. Aan de andere kant van het spoor ontstond in diezelfde tijd het Bergkwartier, voor kapitaalkrachtigen die een aansluiting op het spoor praktisch vonden. Weer later volgde de komst van meer industrieën. Koekfabriek Meursing, vleesfabriek Noack en Polak’s Frutal Works beschikten zelfs over een eigen spooraansluiting.
DUIZENDEN HUISVADERS Voor de stad zelf was vooral de Wagenwerkplaats van belang. Hele generaties Amersfoorters groeiden op onder de rook ervan. Duizenden huisvaders besteedden daar heel hun arbeidzame leven. Het was hard werken en de dagen waren lang, maar het spoor was een solide werkgever. Je kon er een gezin van onderhouden.
Tot eind vorige eeuw dan. De gebouwen sloten één voor één. Elders kwamen modernere werkplaatsen en was ook goedkoper personeel te vinden. Bedrijven vonden andere manieren van vervoer. In 1999 mocht de laatste werknemer het licht uitdoen.
Hoe nu verder? Zo’n tien jaar eerder zou alles zijn platgegooid, om plaats te maken voor anonieme flats en dito kantoortorens. Dat had vanaf 1999 ook kunnen gebeuren. Destijds groeide echter het besef dat fabrieksgebouwen ook van waarde kunnen zijn. De architecten van destijds hadden zich er niet met een jantje-van-leiden van afgemaakt. Ook de geschiedenis speelde mee, al was het maar omdat hier bij wijze van spreken nog het zweet van generaties Soesterkwartierders van de muren droop.
GLOEDVOL Op dat moment kwam iemand in actie die kan worden beschouwd als een sleutelfiguur in deze geschiedenis: Joke Sickmann (1932). Een kleine, gedrongen vrouw die zich door werkelijk niets omver liet blazen en zich door niemand van haar stuk liet brengen. Een sociaal-cultureel werker uit Amsterdam die na een VUT-regeling in het Soesterkwartier ging wonen. Ze mocht als het ware vroeg met pensioen maar zat bepaald niet stil.
Ze leerde de volkswijk kennen, dook in de geschiedenis van de stad en maakte kennis met het nieuwe begrip ‘industrieel monument’. Dat deed opgang in deze tijd. Dankzij haar achtergrond in het maatschappelijk werk wist ze iedereen te vinden en kon ze met iedereen overweg: van gepensioneerde spoorarbeider tot wethouder tot NS-directeur. In de raadszaal voerde ze gloedvol het woord.
Kortom: ze zette zich in voor het behoud van de Wagenwerkplaats. Dat ging niet gemakkelijk. Ambtenaren, politici en de NS moesten opeens op héél andere ideeën worden gebracht. In 2003 ging nog de portierswoning van de Wagenwerkplaats tegen de grond. Op haar advies had een aantal bewoners netjes gevraagd of de honderd jaar oude woning niet behouden kon blijven. Maar nee hoor – ze knipperden met hun ogen en wég was de portierswoning. Alsof de argumenten er niet toededen. Deze tegenslag deed Sickmanns strijdlust pas echt ontwaken.
SOESTERHOF De rest is geschiedenis. De resterende panden bleven bijna allemaal behouden. Ze worden omgebouwd tot woon- en bedrijfsruimtes of zijn dat al. Rond dit historische ensemble komt nieuwbouw: meer plekken om te wonen en te werken. Er is zelfs al een woonwijkje verrezen: Soesterhof, een modelbuurtje dat door een groep burgers gedurende vele jaren is voorbereid. Een mooie mix van duurzame koop- en huurwoningen in allerlei prijsklassen.
Dit alles kwam tot stand dankzij een bijzondere samenwerking. Vandaar de ondertitel van het boek: ‘Het Spoor, De Strijd, De Toekomst’. De spoorwegen moesten instemmen met het behoud, evenals natuurlijk de politiek en de projectontwikkelaars. De strijd moest worden gevoerd met allerlei instanties die aanvankelijk doof leken voor de wensen van Sickmann cum suis. Maar nu kan er met gerust hart naar de toekomst worden gekeken.
Het hele verhaal wordt uit de doeken gedaan in dit rijk geïllustreerde boek. Al zes jaar terug ging het team van start, hopend op spoedige ontwikkelingen. En liefst ook een kapitaalkrachtige projectontwikkelaar om als hoofdsponsor op te treden. De ontwikkelingen gingen echter niet zo snel. Maar de werkzaamheden werden voortgezet. Het grote Wagenwerkplaats-boek móest er komen.
HULPTROEPEN Daarbij was al snel een taakverdeling gevonden. Van de twee auteurs zou de schrijver van dit artikel – toch al een boekenwurm – in de archieven duiken. De razende reporter Arjan Klaver ging praten met Wagenwerkplaats-veteranen en de huidige participanten. Hij sprak zowel hoogbejaarde spoorwegarbeiders als leidinggevenden uit het zakenleven. Deze verdeling werd in grote lijnen aangehouden, al namen we geregeld en bijna geruisloos taken van elkaar over.
Daar bleef het niet bij. Fred Oosterhuis maakte de nieuwe foto’s. Nico Brons verzorgde de beeldredactie en diepte historische foto’s op. Arjeh Kalmann deed de coördinatie en de eindredactie, wat betekent dat hij uit alle aangeleverde teksten en foto’s een serie van twaalf soepel lopende hoofdstukken destilleerde. Brayn Graphics & Marketing bekommerde zich om de vormgeving, die inderdaad oogverblindend zou uitpakken. Op de cover staan alleen de namen van de twee auteurs/onderzoekers, maar zonder deze hulptroepen was van dit monumentje niets terechtgekomen.
‘LOG STAATSBEDRIJF’ Het boek gaat in op de betekenis van de Wagenwerkplaats voor het Soesterkwartier en vice versa. Het vertelt van de arbeiders, die zes lange dagen per week moesten werken. De krakers en de kunstenaars, die na de sluiting neerstreken op het verlaten terrein. De strijd van Joke Sickmann. De Spoorwegen; een aanvankelijk ‘log staatsbedrijf’ dat tóch naar de burger ging luisteren. Politici onder wie de voormalige wethouder Mirjam Barendregt, die al snel zag dat hier iets moois tot stand kon komen.
Er zijn ook uitweidingen over de samenwerking tussen al deze personen en instanties. Het idee voor dit boek begon immers met de fascinatie voor deze synergie. Daar kan menige projectontwikkelaar, actievoerder, politicus en intermediair iets van leren.
OPERAHUIS Een bescheiden boekpresentatie (zaterdag 22 oktober 2022, 16.00 – 18.00 uur) vindt plaats in de Veerensmederij, ofwel het onderkomen van Holland Opera, Soesterweg 330. Dat is geen toeval. De voormalige fabriekshal, waar ooit de verende onderstellen van wagons werden gesmeed, was totaal vervallen toen ik er voor het AD een gesprek had met Joke Hoolboom, leider van Holland Opera. We stonden in deze bouwval en Hoolboom sprak de onsterfelijke woorden: ,,Hier komt een operahuis.’’
Iedereen dacht: eerst zien, dan geloven. Maar het operahuis kwám er, en de landelijke recensenten weten het inmiddels moeiteloos te vinden. Het is het mooist opgeknapte pand van het oude industrieterrein, en daarmee een van de wonderen van de Wagenwerkplaats.
‘De Wagenwerkplaats / Het Spoor, De Strijd, De Toekomst’ is vanaf maandag 24 oktober 2022 verkrijgbaar. Het boek kost € 24,50, de uitgeverij is Regionaal Spitwerk, spitwerk.nl.
Bovenstaand artikel, geschreven door Jeroen de Valk, is eerder verschenen in De Stad Amersfoort.